Tijdens de provincieraadszitting van 18 december stond de rede van de gouverneur op de agenda.
Lees hier de volledige tekst:
Schaf het provinciebestuur af …
“Schaf het provinciebestuur af!” …. en “Blijf van het provinciebestuur af!”.
Al enige tijd worden wij geconfronteerd met deze toch eerder holle slogans.
Al zijn er, zoals altijd, argumenten voor beide standpunten, toch wordt het provinciebestuur
eerder gebruikt voor de eigen positionering in het politieke landschap.
Ik roep de politiek en de opiniemakers op om te stoppen met te pas en te onpas het voortbestaan van de provinciebesturen in vraag te stellen. Om telkens weer de provincies voorwerp te maken van een symbolenstrijd.
Het resulteert in negatieve energie, creëert grote onrust op de wekvloer, verlamt de goede
werking maar vooral …. het fnuikt de ambities.
Het resulteert voorlopig in een schraal en steriel debat, zonder enige uitkomst, zodat het
uiteindelijke resultaat ervan slechter zal zijn, voor alle deelnemers, dan de huidige situatie.
Limburg verdient dit niet.
Het is hier, in de provincieraad en in de deputatie, niet de plaats om het debat over het verder bestaan van het provinciaal bestuur te voeren. Het is hier, in de provincieraad en in de deputatie, wel de plaats om ervoor te zorgen dat Limburg krijgt waar het recht op heeft.
Niettemin kunnen we niet voorbij aan het feit dat de provinciebesturen onderhevig zijn aan
kritiek. Of dit nu terecht of onterecht is laat ik hier in het midden.
Terecht wijzen provinciebesturen op hun verdiensten en die zijn op een aantal domeinen zeker betekenisvol en innovatief.
Zo zijn provincies vaak complementair aan wat gemeenten en/of de centrale overheden, al dan niet deden.
Zij geven bovendien aan dat zij hun nut blijvend bewijzen omdat de Vlaamse overheid er tot nu niet in slaagt om uit de verkokering te treden en haar beleid meer geïntegreerd en gebiedsgericht te ontplooien.
Hiermee bewijzen de provinciebesturen in elk geval dat er nood is aan intermediaire functies die gebiedsgericht zijn én tonen zij aan dat er nood is aan een ruimte waar plaats is voor innovatie en maatwerk.
Ondertussen luidde de vorige voorzitter van deze provincieraad de alarmbel, en riep zij op tot actie.
De provincies kunnen en moeten zich hier heruitvinden. En daarvoor zijn er tal van uitdagingen, kansen en opportuniteiten. Hierop kom ik straks terug.
Geachte voorzitter,
Sta mij toe om – voor ik mijn Rede verderzet – op mijn beurt de nieuwe provincieraad, zowel de her-verkozenen – als de nieuwe raadsleden en de leden van de deputatie te feliciteren met hun mandaat.
En van deze gelegenheid wil ik gebruik maken om u allen ook te bedanken.
Bedanken omdat u – in deze toch wel woelige en onzekere tijden – heeft deelgenomen aan
verkiezingen, burgers heeft overtuigd van een programma of als mandataris hun bezorgdheden heeft beluisterd en meegenomen in wat mogelijk heeft geleid tot finaal beleid.
Hetgeen toch de essentie is van onze representatieve democratische samenleving.
In bijzonder wil ik mij richten tot de jonge politici die hier in de provincieraad (en bij uitbreiding in al onze
gemeenteraden) verkozen zijn
Politiek is een mooie maar ook een harde stiel.
Zeker in deze over gemediatiseerde wereld
Het is daarom geruststellend dat ook vandaag jonge mensen nog geloven in het politieke bedrijf. Dat ze bereid zijn een maatschappelijke functie op te nemen en zo een bijdrage te leveren aan de bouw en ontwikkeling van de samenleving.
Ik nodig de raad dan ook uit om de volgende jaren collegiaal en goed samen te werken.
Wees daarin een voorbeeld voor de andere besturen.
Zet u in voor de welvaart en het welzijn van alle Limburgers – want daarover gaat het toch – en stel steeds het algemeen Limburgs belang voorop
Zorg dat onze provincie mede door uw inzet verder kan ontwikkelen tot die regio in Vlaanderen waar het goed is te vertoeven, te wonen, te leven en te werken.
Dames en heren,
Limburg verdient een beleidsniveau dat op de juiste schaal – tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen – en samen met het middenveld – zorg draagt voor haar belangen en haar noden.
Een beleidsniveau dat focust op de essenties, daadkracht toont en de knelpuntdossiers snel detecteert en efficiënt, gecoördineerd en zonder veel bureaucratie aanpakt.
Een beleidsniveau dat complexe maatschappelijke vraagstukken op de agenda zet, bespreekt, bediscussieert en vervolgens samen met haar stakeholders en partners naar een gedragen oplossing zoekt.
Een beleidsniveau dat – wanneer zij daartoe uitgenodigd wordt – actief, met open geest en vanuit een constructieve ingesteldheid participeert aan het bestuurlijk debat omtrent de positie en de taakstelling van de verschillende overheden, in bijzonder deze van haarzelf.
Het provinciebestuur Limburg moet daarom nog meer een actieve rol spelen. Niet zozeer in het debat over haar relevantie. Maar in de concrete aanpak van de uitdagingen, kansen en
opportuniteiten die haar wachten. En dit in eensgezindheid en in goede samenwerking met al de andere Limburgse actoren.
De ambtelijke insteeknota “Kiezen is Winnen” van de hand van onze provinciale diensten dat ter tafel ligt bij aanvang van deze nieuwe legislatuur is een verdienstelijke aanzet om het toekomstig beleid te ondersteunen. Het document mag dan al niet volledig zijn en eerder voorzichtig in haar ambities toch biedt dit werkstuk een goed inzicht in de brede provinciale organisatie en de expertise die er in dit huis en in de belendende instellingen aanwezig is.
Wanneer ik daarenboven de toespraak van gedeputeerde Moors in gedachten neem die begin van deze maand werd uitgesproken bij gelegenheid van de installatie van de provincieraad; dan heb ik goede hoop dat deze deputatie op zijn minst de intentie heeft om met haar beleid een antwoord te willen geven op de beleidsvraagstukken die onze provincie de volgende jaren zullen uitdagen.
Eerder dan dat zij bezig zullen zijn om mordicus de relevantie en de efficiëntie van dit
bestuursniveau te willen bewijzen.
Want enkel door de uitdagingen effectief aan te pakken bewijzen ze immers impliciet dat dit bestuursniveau toegevoegde waarde geeft.
Taskforce Brainport Eindhoven
Een goed voorbeeld is de taskforce die opgericht zal worden naar aanleiding van de
expansieplannen van Brainport Eindhoven in Noord Brabant.
In plaats van lijdzaam toe te zien hoe een toenemende braindrain en een verhoogde druk op de woningmarkt vanuit Noord Brabant onze provincie – vooral in het noorden – bedreigt, werd gekozen voor een actieve houding en een offensieve strategie. De taskforce die gevormd zal worden met publieke partners vanuit beide zijden van de grens zal een samenwerkingsmodel moeten uittekenen waarbij de lasten maar ook de lusten gelijkwaardig verdeeld worden zodat er ook voor Noord Limburg een economische winst kan verwacht worden.
Het resultaat van deze besprekingen zal in elk geval een belangrijke les voor ons inhouden. Want mee willen spelen op het niveau van Brainport Eindhoven – met grote spelers als ASML en Philips op de achterbank -, zal impliceren dat we eveneens werk zullen moeten maken van een goed vestigingsklimaat.
En dan gaat het niet alleen over vergunningen, goeie verbindingen, betere mobiliteit en fiscale en andere flankerende maatregelen. Maar ook over het aanbod aan cultuur, kwalitatief onderwijs en de aanwezigheid van een redelijk niveau van voorzieningen.
Willen we met andere woorden een gegeerde bruid zijn, waarmee andere regio’s graag willen samenwerken; willen we aantrekkelijk zijn voor nieuwe starters, bedrijven of internationale spelers; willen we als regio het verschil kunnen blijven maken, dan wacht er ons nog wel wat werk.
Zeker als we vaststellen dat onze ondernemers een economische winter voorspellen, met
herstructureringen en verplichte ontslagrondes.
Dat economen waarschuwen voor een wereldwijde handelsoorlog en dat werkgeversorganisaties smeken om een doordacht en geïntegreerd industrieel beleid. Een beleid dat er op gericht is om de hindernissen op vlak van energie- en loonkost, vergunningen en administratieve lasten zo veel mogelijk weg te werken.
Ik ben mij zeer bewust van het feit dat het hier telkens gaat over globale uitdagingen. Maar dat neemt niet weg dat voor onze regio, die exportgericht is en waar de maakindustrie belangrijke toegevoegde waarde én jobs oplevert, het aangewezen is om niet lijdzaam af te wachten, maar -zoals we dat al decennia gewoon zijn – best zelf ook de handschoen op te nemen en te doen wat we kunnen.
Limburg staat daarbij voor een meervoudige uitdaging: een snelle vergrijzing met een steeds krapper wordende arbeidsmarkt, een dreigende de-industrialisatie, een zorgwekkend onderwijsrapport én een groeiende wooncrisis.
Deze sociaal – economische realiteit zal een grote maatschappelijke impact hebben binnen tal van levensdomeinen.
Ik sta graag even stil bij de thema’s wonen, onderwijs, en vergrijzing.
Wonen
Reeds in mijn vorige rede heb ik ruim aandacht besteed aan de complexe woonproblematiek waar we momenteel tot over onze oren in zitten.
Goed en betaalbaar wonen is cruciaal voor het maatschappelijk welzijn. Het creëert meer kansen op andere levensdomeinen zoals werk, onderwijs en gezondheid. Daar is inmiddels iedereen van overtuigd.
De betaalbaarheid van kwalitatief wonen staat vandaag echter onder druk in alle segmenten van de woningmarkt. De wachtlijsten voor een sociale woning zijn ellenlang en duren gemiddeld vier jaar. De wachtenden zijn intussen aangewezen op de private huur- of koopmarkt.
De hoge rente heeft lenen duurder gemaakt waardoor een eerste woning kopen voor veel jonge gezinnen of starters moeilijk blijft en ook zij noodgedwongen langer moeten huren.
De druk op de private huurmarkt komt echter niet alleen van deze twee kanten.
Ook de beschikbaarheid van betaalbare huisvesting voor arbeidsmigranten is nijpend en legt druk op de onderkant van diezelfde particuliere huurmarkt.
Die wooncrisis waarin we ons vandaag bevinden kent dus meerdere oorzaken, waaronder een schrijnend tekort aan sociale woningen, en de stijgende concurrentie tussen de diverse groepen van potentiële huurders.
Hierop is maar één antwoord: investeren in betaalbare huisvesting voor de verschillende
inkomensgroepen waarbij we rekening houden met de demografische evolutie van vergrijzing en gezinsverdunning.
Maar niet alleen de woningmarkt en de huisvestingsproblemen van tal van bijzondere
doelgroepen vormen een grote zorg.
Onderwijs
Ook de onderwijsproblematiek blijft hoog op de agenda staan en is ondertussen meer dan
louter een probleem van het onderwijs alleen.
Het belang van kwalitatief en inclusief onderwijs voor kinderen, jongeren en studenten, hun
ouders, de samenleving en de economie is zo groot, dat het één van de belangrijkste werven moet zijn tijdens deze legislatuur.
Kwaliteitsvol onderwijs is een basisrecht en betekent onder meer dat alle jongeren de school verlaten met de vaardigheden om te kunnen participeren aan de samenleving. Dat is echter voor bijna 1 op 4 jongeren niet het geval.
Keren we deze cijfers niet, dan moeten het arbeidsmarkt- en welzijnsbeleid achteraf remediëren. Dat brengt een veel grotere individuele en maatschappelijke kost met zich mee.
Kwaliteitsvol onderwijs betekent ook dat jongeren een opleiding kunnen en mogen volgen die aansluit bij hun talenten én die perspectief biedt op werk. Slaagt het onderwijs daar niet in, dan zal de schooluitval hoog blijven en de aansluiting op de arbeidsmarkt voor sommige profielen moeilijk blijven.
Een meerjarenplan voor beter onderwijs in een kennisregio als de onze moet prioriteit nummer één zijn.
Ik herhaal daarom graag de woorden van mijn eerste Rede in 2020 : Er mag geen jongere meer de schoolbanken verlaten zonder een diploma of getuigschrift.
In die optiek steun ik de oproep vanuit de UHasselt om de schooluitval in Limburg dringend,
maar vooral structureel aan te pakken. Stop de versnippering van goedbedoelde initiatieven en beëindig de inzet van zogenaamde “confetti middelen” maar breng al de expertise samen zodat een structurele aanpak over heel de provincie gegarandeerd wordt.
Want “talent” … ons menselijk kapitaal , dames en heren, daar gaat het om.
“talent” blijft onze belangrijkste grondstof om de uitdagingen aan te pakken. We hebben goed opgeleide mensen nodig.
Om meer welvaart te creëren moeten we dus niet harder, maar slimmer gaan werken. Onze
provincie moet daarom inzetten op kennis gedreven innovaties die versnellend kan werken voor onze tewerkstelling en positief ingrijpt op de gezondheid van onze ondernemingen. Het is dé manier om een antwoord bieden op de steeds krapper wordende arbeidsmarkt en om alvast de productiviteitskloof met Vlaanderen dichten.
En dat zal met de versnelde vergrijzingsgolf die onze provincie wacht een hele uitdaging
worden.
De vergrijzingsgolf is op zich misschien heuglijk nieuws, want dat betekent dat we met z’n allen gemiddeld langer blijven leven. Maar tegelijkertijd brengt dat ook verschillende maatschappelijke en economische uitdagingen met zich mee. Denk maar aan de gezondheidszorg, de pensioenstelsels en niet in het minst ook aan de arbeidsmarkt.
Nu de babyboomgeneratie de pensioenleeftijd overschrijdt, trekken immers meer en meer
werknemers de deuren van hun bedrijf achter zich toe. Deze pensioneringsgolf vertaalt zich in een massale uitstroom van arbeidskrachten uit de arbeidsmarkt. En dat terwijl de jongere generatie onvoldoende groot is om alle vrijgekomen arbeidsplaatsen in te vullen.
De Limburgse arbeidsbevolking wordt dus grijzer en kleiner.
Meer mensen richting pensioenleeftijd en minder doorstroom van jongeren: dat leidt
onvermijdelijk tot een forse inkrimping van de beroepsbevolking waarop onze bedrijven kunnen terugvallen.
Vóór 2018 lag het aandeel 55-plussers onder de Limburgse werknemers nog onder het Vlaams gemiddelde. Met de jaren keerde de verhouding om en vandaag stellen de Limburgse bedrijven procentueel gezien meer 55-plussers tewerk dan gemiddeld in Vlaanderen.
Wat zijn nu de oplossingen?
Wel, de recepten om de arbeidsmarktkrapte aan te pakken zijn divers, maar vaak ook onderwerp van discussie. Een mirakeloplossing is er immers niet. Meer activeringsinspanningen van niet-beroepsactieven is sowieso een veel gehoorde piste. Dat geldt ongetwijfeld ook voor Limburg, waar ongeveer 22,5% van de 20- tot 64-jarigen buiten de arbeidsmarkt staat.
Concreet gaat het over 116.000 Limburgers, waaronder weliswaar grote groepen
arbeidsongeschikten, huisvrouwen of -mannen (vaak zonder arbeidswens) of studenten. Lang niet allemaal Limburgers die dus (vlot) inzetbaar zijn. Het activeren van deze groep is belangrijk, maar het potentieel mag allicht ook niet overschat worden.
Andere oplossingen die vaak worden aangehaald zijn interregionale mobiliteit – bijvoorbeeld uit het Luikse – en economische migratie. Ook wat dat laatste betreft zijn de meningen onder beleidsmakers en wetenschappers verdeeld. Arbeidsmigratie zou voor specifieke tekorten een bijdrage kunnen leveren, maar een zeer gerichte en weloverwogen aanpak lijkt daarbij onontbeerlijk.
Temeer daar arbeidsmigratie een erg complex gegeven is , omdat het raakt aan heel wat
domeinen: economie, tewerkstelling, huisvesting, registratie, opleiding, informatieverschaffing en handhaving.
Arbeidsmigratie vraagt daarom om een structurele aanpak, zowel wat betreft het managen van de groep die er vandaag al is als van de arbeidskrachten die noodzakelijk nog zullen worden aangetrokken.
Dat betekent dat we moeten zorgen voor meer informatie en ondersteuning voor
arbeidskrachten én professionals, maar ook meer controle op uitwassen en uitbuitingssituaties m.b.t. huisvesting en tewerkstelling.
Hoogtijd dus om arbeidsmigratie binnen de provincie beter te gaan monitoren, op te volgen en te managen.
Want arbeidsmigratie zal volgens alle prognoses de komende jaren nog sterk gaan toenemen,. Het is beter om ons er op tijd op te organiseren, in plaats van achter de feiten te moeten aanlopen.
Nu, als blijkt dat activeringsprogramma’s en arbeidsmigratie maar een deel van de oplossing zijn, dan ligt het grootste deel van de oplossing wellicht in het opkrikken van de productiviteit, zodat met minder mensen meer en beter kan worden gewerkt. Een belangrijke gamechanger daarvoor wordt gezien in artificiële intelligentie, al kunnen ook andere vormen van digitalisering en technologische innovaties eveneens belangrijke productiviteitswinsten opleveren.
Samen met kennisontwikkeling, ondernemerschap, menselijk kapitaal zoals scholing en digitale vaardigheden, en goed werkende (internationale) markten vormen technologische ontwikkelingen en innovatie de belangrijkste motoren voor productiviteitsgroei.
Daarop moeten we blijven inzetten, ook in Limburg.
We zijn goed op weg.
Dames en heren
Limburg is en blijft een sterk merk.
En dan heb ik het niet enkel over ons internationaal gereputeerd toeristisch imago als
aantrekkelijke regio voor recreatie en fietsen. Of de innovatieve kennis en onderzoek campussen die als een sterk ecosysteem ondernemers, overheid, onderwijs en onderzoek samenbrengen.
Maar heb ik het ook over de innovatieve projecten en strategische investeringen welke de
Stichting LSM het voorbij werkjaar weer heeft gerealiseerd.
De oprichting van de Stichting van openbaar nut in 2008 met als doel de economische – ,
maatschappelijke – en culturele vooruitgang in Limburg te stimuleren bleek een visionaire
beslissing, want tot op de dag van vandaag heeft LSM haar opdracht niet alleen met verve weten te vervullen, maar heeft zij ook haar positie in het bestuurlijk landschap in Limburg weten te verankeren.
Dit werd recent nog gehonoreerd door de Vlaamse regering via een verlenging van de
protocolovereenkomst tot eind 2029, waarbij tegelijk het robuuste partnerschap met LRM werd herbevestigd.
Dit alles klinkt misschien anekdotisch en lijkt een voetnoot te zijn in de geschiedenis.
Toch is het van wezenlijk belang voor Limburg omdat het een garantie biedt voor de mede –
financiering van tal van strategische hefboomprojecten, die morgen het verschil kunnen maken, en onze provincie verder opstuwen naar die innovatieve en duurzame topregio in Vlaanderen en Europa die wij ambiëren te zijn.
Om deze topregio te willen zijn, zullen wij onze regio verder duurzaam moeten versterken en innovatie moeten versnellen. Inzetten op speerpunten is daarbij essentieel.
En dat betekent durven kiezen.
Kiezen voor innovatieve, duurzame en circulaire economie die tegelijk actief wil investeren in de regio. Waarbij we voldoende randvoorwaarden creëren om de noodzakelijke groene transitie te realiseren, onderzoek en ontwikkeling stimuleren en de arbeidsmarktgerichte STEM opleidingen versterken.
Ik ben overtuigd dat dit objectief – samen met een ambitieus industrieplan – voor onze provincie het verschil kan maken.
Binnen dit kader en geruggensteund door de Vlaamse overheid zouden we in Limburg dan ook voluit moeten kiezen voor pioniersprojecten, zoals bijvoorbeeld de Einstein Telescoop, een ambitieus wetenschapsproject dat we samen met onze buurlanden in de Euregio willen realiseren.
En voor baanbrekende innovaties onder meer op het vlak van de groeiende
gezondheidseconomie. En dan denk ik aan het concept Blue Zone.
De Einstein Telescoop
De Einstein Telescoop zal voor de meesten van u niet vreemd meer in de oren klinken.
De Einstein Telescoop is een uniek wetenschapsproject dat onderzoek doet naar
zwaartekrachtgolven. Het verbindt fundamentele wetenschap, technologische innovatie,
aantrekkingskracht van STEM-richtingen en internationale uitstraling met elkaar. Een ster
engagement van alle betrokken overheden zal ons hopelijk in staat stellen om deze unieke
wetenschappelijke infrastructuur daadwerkelijk naar de Euregio Maas-Rijn te halen.
Hierdoor trekken we topwetenschappers en bedrijven aan, kunnen we nieuwe technologieën ontwikkelen en zetten we onze landen hiermee op de wereldkaart. De Vlaamse regering gelooft inmiddels rotsvast in dit potentieel en heeft daarom alvast 200 miljoen euro vrijgemaakt.
De beslissing over de locatie zal volgens de huidige planning tijdens deze legislatuur genomen worden, door een groep van landen die zich samen hebben uitgesproken voor de realisatie van de Einsteintelescoop in Europa.
Die landen zullen gezamenlijk beslissen waar de Einsteintelescoop gebouwd wordt. De beslissing is gebaseerd op een uitgebreid dossier, een zogenaamd ‘bidbook’, dat inzicht geeft in de bouw en operationalisering van de Einsteintelescoop in de betreffende regio. Dat lijkt een beetje op een bidbook in het voetbal, voor de organisatie van een Europees of wereldkampioenschap. Het bidbook steunt op tal van haalbaarheidsstudies inzake geologie, civiele technieken, logistiek, mobiliteit, socio-economische impact, duurzaamheid enzovoort.
De geloofwaardigheid van ons bidbook zal echter niet alleen afhangen van de resultaten van de haalbaarheidsstudies en het aanbod voor de wetenschappelijke wereld. Misschien nog belangrijker dan de technische uitwerking, is dat de nodige middelen beschikbaar worden gesteld om de bouw van de detector daadwerkelijk mogelijk te maken.
Voor de bouw van de Einsteintelescoop in de Euregio Maas-Rijn, reserveerde Nederland reeds 870 miljoen euro. In België lopen ondertussen gesprekken om tot een gezamenlijke Belgische bijdrage te komen.
We moeten alles op alles zetten om deze investering te doen slagen. Het zal van vitaal belang zijn voor onze regio. Het zou onze region wereldwijd omvormen tot een unieke kennisregio.
Blue Zones
Een ander, wervend en tot de verbeelding sprekend project zijn de Blue Zones.
Blue Zones zijn afgebakende gebieden in de wereld waarvan de bevolking een specifieke
levensstijl en leefomgeving deelt en waar de mensen meetbaar langer leven.
Uit ‘Blue zones’-onderzoek blijkt dat het voorkomen van (chronische) ziekten via ‘preventieve geneeskunde’ de levensverwachting van een regio aanzienlijk kan verhogen.
Belangrijke componenten van ‘preventieve geneeskunde’ zijn een actieve levensstijl, gezonde voeding, stress reductie, sociale cohesie, wetenschappelijk onderbouwde goede kennis van een gezonde levensstijl, betere urbanisatie/ruimtelijke planning en infrastructuur die hierop inspelen en een holistische integratie van deze componenten.
In onze provincie Limburg lijken de hierboven beschreven componenten afzonderlijk maximaal aanwezig!
Limburg voorziet immers in een netwerk van natuurlijke landschappen, sterk uitgebouwde
ziekenhuisnetwerken, gezondheids-gerelateerde kennisinstellingen en opleidingen, een sterk uitgebouwd gezondheidszorg-gerelateerd ondernemerslandschap en incubatoren die een gezonde levensstijl toelaten.
Meer nog, in Limburg zijn momenteel heel wat (individuele) regionale, interregionale en
Europese projecten en initiatieven lopende, die concreet werken rond Blue Zone gerelateerde topics zoals fysieke activiteit, gezonde voeding, natuurbeleving, toerisme, wandel- en fietsbeleving en gezondheidsonderwijs.
Echter, een geïntegreerde aanpak en aansturing van en tussen deze actoren lijkt te ontbreken.
Dit vraagt om een gezamenlijk, breed gedragen “Limburgse visie op levenskwaliteit” waar alle stakeholders en Limburgse actoren uit het brede middenveld zich achter scharen en waar de betrokkenheid van alle inwoners en dus alle Limburgers gegarandeerd wordt.
Hiervoor is ambitie en een gecoördineerde regionale aanpak nodig die zo menen wij vast, kan worden aangestuurd vanuit een LIMBURG BLUE ZONES CONSORTIUM, waarvan het ambt van gouverneur de regie wil opnemen.
Dit consortium omvat onder meer de Universiteit Hasselt, ondernemers, gezondheidscentra en de provincie Limburg. Zij zullen in een eerste fase alle lopende Limburgse initiatieven met Blue Zone-affiniteit zo veel mogelijk groeperen onder het Limburg Blue Zone concept en label. Injanuari leggen we daarvoor de eerste contacten en hopen we Flanders Technology & Innovation mee aan boord te nemen.
Dit alles met de bedoeling om een Limburg Blue Zone-netwerk uit te bouwen en de Blue Zone samenwerking tussen deze initiatieven te bevorderen.
In een tweede fase focussen we dan op het engageren van bedrijven,
kennis/gezondheidsinstellingen, Limburgse beleidsmakers en relevante andere actoren (zoals onder meer de mutualiteiten, …) die doelgericht en vanuit een burger- en
beleidswetenschappelijke invalshoek geïntegreerde nieuwe Limburg Blue Zone-projecten
uitwerken gericht op de diverse factoren van een gezonde levensstijl.
Dit project bevordert zo niet alleen het welzijn van al de Limburgers maar versterkt ook de
(inter)nationale positie van Limburg.
Samen met de koplopers maken we zo beleid dat gericht is op de creatie van een sterke
community : een vitale gemeenschap, een veerkrachtige samenleving die ook internationaal haar
troeven gaat kunnen uitspelen.
Voor een Limburg waar het straks beter, gezonder en langer leven is!
Dames en heren,
Ik kan deze Rede niet besluiten zonder nog kort stil te staan bij één van mijn belangrijkste
bevoegdheden, namelijk de veiligheid in onze provincie.
In bijzonder wil ik uw aandacht vragen voor twee belangrijke dossiers.
De bijzondere situatie in en om de Port of Limburg en de veiligheidsopleidingen in het PLOT.
Port of Limburg
Met het verhogen van de bruggen over het Albertkanaal en met de opstart van de Port of
Limburg in Genk begin 2025 zal het containerverkeer tussen Antwerpen en Genk de komende jaren sterk toenemen. Op termijn zullen in dit nieuwe knooppunt tussen de grote havens van Antwerpen, Rotterdam en Zeebrugge tussen de 300.000 en 400.000 containers per jaar verwerkt kunnen worden. Vrachten die via het internationale spoorwegnet vanuit Limburg snel verder over Europa verdeeld kunnen worden.
Voor Limburg is de Port of Limburg, die ontwikkeld wordt op de voormalige Ford-terreinen van Genk, een belangrijke bijkomende economische troef.
Een economische troef die helaas niet alleen versterkend werkt voor de legale economie.
Ook illegale criminele organisaties en meer specifiek het drugsmilieu zullen hierop inspelen en proberen om hier gebruik van te maken.
Inventief en creatief als ze zijn, zijn deze organisaties steeds op zoek naar de weg van de minste weerstand.
Gelet op de zware inspanningen die er in de haven van Antwerpen tegen het drugsmilieu
geleverd worden kan een verschuivingseffect daarenboven niet uitgesloten worden. Limburg is mede als grensprovincie nu al een regio waar organisatoren en financiers van zware criminaliteit gehuisvest zijn. Vandaar de vrees voor haven gerelateerde criminaliteitsfenomenen en een intensifiëring van de ondermijnende criminaliteit.
Er is de vrees dat de haven ook niet zal ontsnappen aan fenomenen als uithalers, ‘dienstverleners en tussenpersonen’. ‘Makkelijk’ geld verdienen is wellicht lucratief voor een segment van de Limburgse jeugd. Mogelijk krijgt Limburg ook te maken met randfenomenen als afrekeningen en afdreiging. Eens de stap in het criminele milieu gezet is er immers geen terugweg meer.
Vandaar dat er alles aan gedaan wordt om het van bij de opstart van de Port of Limburg het de criminelen zo moeilijk mogelijk te maken om legale economische infrastructuur te misbruiken voor hun illegale handel.
Met de betrokken bedrijven, het stadbestuur van Genk, het parket, de douane, het Nationaal Drugscommissariaat het ARIEC, de lokale en de federale politie inclusief de scheepvaartpolitie en de diensten van de gouverneur wordt er gewerkt aan het versterken van de beveiliging en het toezicht op de haveninfrastructuur.
Concreet en zichtbaar gaat het om omheiningen, aangepaste infrastructuur, toegangscontroles, camerabeveiliging en de inzet van drones. Maar ook de screening van het havenpersoneel is een belangrijk aandachtspunt.
Door intens samen te werken en de krachten te bundelen willen we van de Port of Limburg de best beveiligde binnen-terminal maken en een samenwerkingsmodel ontwikkelen dat ook eventueel kan uitgerold worden naar andere toekomstig uit te bouwen binnenhavens in Limburg (denk aan mogelijke ontwikkelingen in Lanaken, Lommel, Ham (Nike)).
Dit Limburgs pionierswerk wil tevens een voorbeeld zijn voor andere binnenhavens in
Vlaanderen en België.
Veiligheidsopleiding
De Limburgse politie-, brandweer- en ambulancediensten beschikken over deskundige, goed opgeleide en getrainde mensen. Sterke vakmensen die over de expertise beschikken om gevat te reageren op de alsmaar complexere wordende uitdagingen waarmee ze dagelijks geconfronteerd
worden.
Politie- en brandweermensen die mee evolueren op het tempo van de veranderende maatschappij en die nieuwe technieken en specialismen in de vingers hebben. In de ontwikkeling van goed, modern en gespecialiseerd veiligheidspersoneel speelt het PLOT als Limburgse veiligheidsschool
een cruciale rol.
Limburg telt ongeveer 2 300 politiemensen, 1 350 brandweerlui en 650 hulpverlenersambulanciers. Al deze veiligheidsprofessionals komen jaarlijks naar het PLOT om hun bekwaamheid te onderhouden en uit te breiden via opleiding en training.
Het PLOT beschikt over een zeer goede reputatie. De opleidingen zijn van een hoog niveau en maximaal afgesteld op de evoluties in het vakgebied en op de Limburgse werkomgeving.
Om de kwaliteit te blijven garanderen verhuizen de opleidingen in de loop van 2025 van het
verouderde hoofdgebouw een nagelnieuw “state of the art” opleidingsgebouw dat naast de in 2019 geopende oefenhal gelegen is.
Een moderne infrastructuur die nog uitgebreid moet worden met een noodzakelijke nieuwe
schietstand.
Ondanks deze investeringen en de financiële inspanningen van het provinciebestuur staat de hoge kwaliteit en de Limburgse verankering van het Limburgs veiligheidsonderwijs onder zeer zware druk.
Het PLOT staat net zoals de andere provinciale veiligheidsscholen voor een bijzonder grote
uitdaging om kwaliteitsvol veiligheidsonderwijs te kunnen blijven aanbieden tegen een
aanvaardbare prijs.
Naast een structurele federale onder-financiering van de opleidingen die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren, kampt het PLOT daarenboven met aanhoudende personeelstekorten.
Deze onderbezetting legt een zware schaduw op zowel de kwaliteit als op het voortbestaan van het Limburgs opleidingscentrum. Het zou nefast zijn mochten veiligheidsmensen voor hun opleidingen niet langer in Limburg terecht kunnen maar zich bijvoorbeeld zouden moeten verplaatsen naar Antwerpen. Met politiemensen die in de file richting Antwerpen staan aan te schuiven en met brandweervrijwilligers die voor hun opleiding buiten Limburg terecht moeten is de Limburger niet gediend.
Duidelijke beleidskeuzes en fundamentele bijsturingen in de financiering en het
aanwervingsbeleid zijn nodig om het voor Limburg absoluut noodzakelijke veiligheidsonderwijs in het PLOT toekomstbestendig te houden.
Voorzitter
Dames en heren
Ik ga besluiten.
Ik heb vandaag maar enkele van de vele uitdagingen waar Limburg voor staat aangekaart.
Uitdagingen waar zowel de pleitbezorgers van “schaf het provinciebestuur af” als van “blijf van het provinciebestuur af” zullen mee geconfronteerd worden.
Zij zullen beiden de plicht hebben deze uitdagingen aan te gaan om Limburg te geven waar het recht op heeft, en allen zullen daarvoor tot een werkbare oplossing en structuur moeten komen.
Daarom doet het mij deugd om hier vandaag in dit halfrond absoluut geen moedeloosheid te ervaren.
Dat sterkt mij in de overtuiging dat er wel degelijk nog een toekomstcultuur aanwezig is. Een positieve ingesteldheid die wil bouwen op de stapstenen van optimisme.
Ik zou u daarom willen oproepen:
Geef vertrouwen aan elkaar en verbind u met al de Limburgse actoren, overheden en partners op het middenveld om gezamenlijk op te trekken en resultaten te boeken ten bate van de regio, van onze provincie en van de Limburgers.
Overstijg het provincialisme.
Denk verder dan één legislatuur en verleg in uw ambities de horizon tot voorbij 2030.
Kom op voor het algemeen belang en in bijzonder de belangen van onze provincie.
Streef daarbij naar eensgezindheid en werk samen ook over de partijgrenzen heen.
En stap ook letterlijk over de grens.
Intensifieer de contacten met de Euregio partners. Zij zijn een belangrijk platform voor
samenwerking en internationale contacten.
En toon je ook fysiek in Brussel en zeker daar waar de beslissingscentra geconcentreerd zijn.
De buit ligt immers buiten Limburg.
Neem daarom uw toekomst vandaag in handen en wacht niet tot later.
De toekomst is immers wat wij er nu van denken, hoe wij er nu over spreken, hetgeen we er nu over schrijven, wat we er nu van maken.
Ik dank u.
Jos Lantmeeters
Gouverneur